zondag 9 oktober 2005

Afscheid van Hein

Bijdrage aan het liber amicorum voor Hein Spanjaard,
directeur van schouwburg Odeon te  Zwolle,
zomer 2005 


(Freek van den Berg / Vrouw met rode waaier)

“Dus jij gaat wég..!” riep Adrienne du Clou onverhoeds. We stonden gedrieën in de foyer een beetje na te converseren over een optreden van het East West College op 4 april, dat opeens jouw laatste “eigen” kamermuziekconcert in Odeon bleek. Zo vernam ik pardoes wat iedereen al wist.
Wereldvreemd als ik ben, heb ik nog steeds weinig benul omtrent de ins and outs van je vertrek. Wel ben ik me pijnlijk bewust van het gemis dat ons te wachten staat. Ik besef opeens hoe jij ruim twee decennia lang de ziel van Odeon was: het bevlogen en betrokken brein achter de kamermuziek, de immer hartelijke en correcte gastheer.
Dat je geen behoefte hebt aan een grootse afscheidsreceptie past bij jouw afkeer van onwaarachtigheid en overmatige self-disclosure. Maar toch ben ik blij dat dit liber amicorum mij alsnog in de gelegenheid stelt om iets tegen je te zeggen.

Mijn associaties met jouw tijdperk reiken verder dan concertbezoeken voor de kunstredactie.
Het is vanwege de feestelijke heropening in 1986 dat ik mijn operadebuut maak – als conservatorium-studente, wel te verstaan. Ik mag de ‘dritte Knabe’ spelen in een fragment uit Mozarts Zauberflöte. Weinig regisseurs zullen op het idee komen om die rol te laten vertolken door een vrouw van bijna 1, 80 meter terwijl er kleinere altmezzo’s voorhanden zijn... Hoe dan ook: het zijn de kleedkamers van jouw Odeon waar ik kennis maak met de geur en het gevoel van schmink op mijn huid. En het is jouw gerenoveerde Odeon-bonbonnière waar ik, weerloos rondstrompelend in de schijnwerpers, voor het eerst zoveel anonieme prik-ogen vanuit het halfduister op mij gericht weet.
Minstens zo belangrijk vind ik trouwens het debuut in 2004 van mijn dan vijfjarige dochter Ludmilla als operaconsumente en –recensente: “ik font het leuk” noteert ze in hanepoten over La Fantesca, een productie van I Piccoli Holandesi.

Nog een herinnering: mijn stiefpa Freek van den Berg (zijn nagedachtenis zij tot zegen) is een van de eerste beeldende kunstenaars die in de foyer exposeren. Samen met mijn moeder Geertje, eveneens gepokt en gemazeld in het galeriewerk, verdeelt Freek zorgvuldig zijn kolossale olieverven over de ruimte. Omdat Odeon vóór alles een theater is, verheffen ze dat tot thema en kiezen ze flamenco-danseressen en figuren uit My Fair Lady – alle in Freeks dynamische, fauvistische kleurstelling.
Wie schetst onze verbazing als enkele dagen later de hele inzending op totaal andere plaatsen hangt? Zulks op last van een muziekrecensent die ook op dit gebied kennis van zaken claimt. “Ik heb gezegd: Hein, die moet je ergens anders hangen, want zo wordt het een kleurenbombardement!” luidt zijn lezing. Nog altijd ben ik benieuwd naar de jouwe...

Tot slot een persoonlijke noot die op een of andere manier nog lang in mijn hoofd is blijven naklinken: ons gesprekje na een uitvoering van Strawinky’s L’Histoire du Soldat.
“Jij hebt een aversie tegen Mozart, maar ik hou niet van Strawinsky,” vertrouw je me toe. Ik: “Zelfs niet van zijn Psalmensymfonie?” Nee, zelfs van die niet. Bovendien: “Ik ben agnost, dus ik heb altijd wat moeite met kerkmuziek, waarin sprake is van ‘de Heer’ en zo...” Het frappeert me nog altijd dat een levensbeschouwing zó bepalend kan zijn voor iemands individuele smaak. Maar het illustreert wel de intensiteit en de diepgang waarmee jij kunstuitingen wilt beleven.

Lieve Hein, hier moet ik het bij laten, want het A4’t je is vol. Hopelijk kom ik je nog vaak genoeg tegen om verder te kunnen praten. Want je bent toch niet van het toneel verdwenen?!

           Margaretha Coornstra
“De Coornwolf”, 18 juni 2005