donderdag 11 oktober 2012

Pesten tot de dood erop volgt


Op 12 december 2007 maakte de 11-jarige Ben Vodden een eind aan zijn leven.
In oktober 2011 deed de 16-jarige Lisa Lejeune hetzelfde.
Zomaar twee gevallen van de indrukwekkende lijst van suicidegevallen bij jeugdigen. Aanhoudende pesterijen door leeftijdsgenoten dreven hen tot het uiterste. Vermeend ‘cyberpesten’ zou ook hebben geleid tot de recente moord op de 15-jarige Joyce Hau uit Arnhem.
Pesten komt voor op alle denkbare en ondenkbare manieren, en met de meest verschrikkelijke gevolgen.


Filmposter 'Klass' (regie: Ilmar Raag, Estland, 2007)


door Margaretha Coornstra

Bij het woord ‘pesten’ denken we meestal het eerst aan kinderen. Toch worden ook op de werkvloer mensen net zolang getreiterd tot ze de dood als enige uitweg zien. En in augustus 2010 luidde het Nationaal Ouderenfonds de noodklok over pestgedrag in bejaardenhuizen, waarvan ruim 20 procent van de bewoners het slachtoffer is. 
“Pesten komt overal voor waar ruimte is om elkaar te vernederen en te isoleren,” zegt psycholoog en pestdeskundige Alice Vlottes. “Binnen bedrijven zie je bijvoorbeeld hoe één persoon stelselmatig belachelijk wordt gemaakt, consequent genegeerd tijdens vergaderingen, niet uitgenodigd voor feestjes... en ook als werknemer ook geen uitdagende opdrachten krijgt, en dus uiteindelijk niet verder komt in de maatschappij.”

Machtsongelijkheid

Waar eindigt gewoon plagen en begint het pesten?
“Plagen is leuk voor beide partijen, pesten alleen voor de pestende partij, Al is het verschil niet altijd meteen duidelijk. Zodra de pester iets roept als: ‘Ach joh, geintje..!’, begint iedereen te lachen en het slachtoffer zelf lacht schaapachtig mee. Maar bij herhaling, en dan bovendien in een situatie van machtsongelijkheid, noem je het pesten.”
Wat zijn pesters eigenlijk voor mensen?
“Dat ligt eraan," zegt Alice Vlottes. "Veel kinderen werden op de basisschool al gepest, waarna die lijn zich voortzet op de middelbare school. Maar sommige pesters waren eerst op de basisschool het slachtoffer van pesterijen en gaan vervolgens op de middelbare school zélf pesten. En die groep heeft toch een ander profiel dan de groep die als jong kind al begon.”

Volgens Vlottes kunnen die voormalige pestslachtoffers ook heel fanatiek en subtiel pesten, doordat zij precies de zwakke plekken kennen. "Maar de groep die van jongsaf meteen zélf begint te pesten, vertoont echt specifieke trekken, zoals dominantie en een blijvende ongevoeligheid. De jongens zijn de echte ‘haantjes’, die risico lopen om later in de criminaliteit te belanden. En bij de meisjes in deze groep zie je vaak dat ze naderhand gebrekkige moeders te worden, die slecht communiceren met hun eigen kinderen.”
De vooruitzichten voor hun slachtoffers zijn echter ook allesbehalve rooskleurig, benadrukt Vlottes: van depressies en psychosomatische klachten tot en met levenslange angstproblematiek en een laag zelfbeeld.

Internet
Een relatief nieuwe pestvariant is het ‘cyberpesten’: creatief misbruik van internet om elkaar te sarren. Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online en Mijn Kind Online, heeft heel wat ellende vooorbij zien komen. 
“Jongeren worden met foto en 06-nummer voor seks aangeboden of in filmpjes als bezem of bezemina - straattaal voor 'hoer' - te kijk gezet. En aangezien tieners makkelijk onderling wachtwoorden uitwisselen, krijg je ook verkeerd uitpakkende ‘grappen’, zoals je voordoen als iemand anders. Nog een probleem: online worden teksten snel negatiever uitgelegd dan bedoeld, waarna de vlam in de pan slaat. Zeker bij pubers, die toch al niet uitblinken in zelfbeheersing en relativering.”
Pardoens advies: “Maak niet teveel persoonlijke gegevens bekend aan grote groepen. Zet geen gewaagde foto's van jezelf of anderen op internet. En zorg ervoor dat jij zelf ook niet kwaadspreekt over anderen of reageert op flauwe grappen.”
Haar voornaamste tip voor ouders: “Probeer je kinderen te laten nadenken: waaróm doen ze iets? Met welk doel en welke gevolgen? Blijf praten, praten, praten, zodat ze leren reflecteren...! Zonder taal geen reflectie, en zonder reflectie geen wijsheid.”
 
Vijfsporenaanpak
Ook Alice Vlottes is voorstander van praten. Meer specifiek, van de ‘vijfsporenaanpak’ (in de jaren ’90 ontwikkeld door psycholoog Bob van der Meer) waarin vijf partijen meedoen: het slachtoffer, de pester(s), de groepsgenoten, de leraar/groepsleider en de ouders.
Helaas tonen de ouders van pesters zich lang niet altijd aanspreekbaar. Vlottes verdeelt die niet-coöperatieve ouders in twee groepen. Meest voor de hand liggend: de asociale ouders uit achterstandswijken. Maar vergis je niet: ouders uit villawijken blijken soms minstens zo lastig...! “Mensen die het geld en de connecties hebben en zich nergens iets van aantrekken,” zo omschrijft Vlottes deze groep.“Ze gaan niet in gesprek, maar dreigen gewoon een advocaat in te schakelen. En tja, scholen zijn als de dood voor juridische procedures en al helemaal als de dood voor publiciteit...! Dus wat gebeurt: veel pestproblematiek wordt onder het tapijt geveegd. En al helemáál wanneer het slachtoffer ook nog suïcidaal gedrag vertoont! Zelfmoordneigingen zijn als het ware ‘besmettelijk’ en worden binnenschools liever helemaal niet benoemd.”
 
School
Wat kun je als school dan het beste doen? “Allereerst je beleid bespreken in het onderwijsteam en een pestprotocol opstellen. Ten tweede: bij pestgedrag meteen ingrijpen! Pesters hebben duidelijke grenzen nodig, dus maak heldere afspraken met ze. Kijk daarbij ook goed naar gevaarlijke tijdstippen en plekken: de pauze, de wc’s, de ruimte bij de kluisjes... En ten derde: tref bij herhaling ook daadwerkelijk maatregelen, in de vorm van sancties.”
Dat veel scholen zich ontwijkend opstellen uit angst om hun reputatie, kan Alice Vlottes goed begrijpen: “Natuurlijk, in onze maatschappij draait immers alles om imago. Maar toch: als schoolleiding dien je ervan uit te gaan dat pesten wel degelijk óók bij jou voorkomt. Echt, ik moet de eerste pestvrije school nog tegenkomen!”

 Alice Vlottes werkt bij onderwijsadviesbureau APS (als trainer) en het NederlandsJeugdinstituut (als lid van het Kwaliteitsteam Veiligheid). Ook was ze vijf jaar lang coördinator van Pestweb.
 

 
Het Pestbriefje
Rinus Rodenburg pleit ervoor om scholen niet verantwoordelijk te stellen bij pestproblematiek. Zelf afkomstig uit het onderwijs én bovendien vader van een gepest kind, concludeerde hij dat dit averechts werkt.
“Ten eerste wordt het voor ouders moeilijker om te klagen, want zo’n school springt onmiddellijk in de verdediging. Ten tweede: wanneer je als school tussenbeiden komt en één leerling bevoordeelt, is de vertrouwensband met de andere leerling en diens ouders meteen kapot. Maar ten derde werkt zo’n pestprotocol met afspraken tussen kinderen. Nou, probeer jij naar eens met je kind af te spreken dat het elke week z’n kamer opruimt! En dan kinderen ónderling afspraken laten maken..?”

Rodenburgs alternatief: “De verantwoordelijkheid dáár leggen waar die thuishoort: bij de dader en diens ouders.” Hiervoor bedacht  hij het ’Pestbriefje’. Per incident worden twee formulieren ingevuld: één door de pester, één door de gedupeerde, vergelijkbaar met schadeformulieren bij een aanrijding. “Die gaan naar de ouders, en er komen kopieën in de leerlingendossiers. Want natuurlijk moet je de school er wel bij betrekken. Maar dan in een begeleidende rol, als expert. Niet als verantwoordelijke partij!”
Een ander bezwaar van Rodenburg tegen de gangbare aanpak, is dat de bal vaak bij slachtoffers wordt gelegd. “Het gepeste kind zou op een of andere manier ‘anders’ zijn en moet op weerbaarheidstraining. Maar dat is onzin, want íeder kind is toch anders?"
Volgens hem ligt het veel eenvoudiger: "Pesten mag niet, zo simpel is het. Dus wie tóch pest, is vervolgens aansprakelijk voor de schade. Of die nou uit een vernielde fiets, lichamelijk letsel of derving van levensvreugde bestaat.”

Maar dan zijn kapitaalkrachtige ouders toch in het voordeel, aangezien zij zich dure advocaten kunnen veroorloven? “Nee hoor, alles hangt immers op het bewijs. En dat kan een factuur zijn van de fietsenmaker, maar ook van een huisarts of psycholoog.”
Al dienen eventuele rechtszaken hooguit als dwangmiddel, voegt Rodenburg eraan toe, en nooit als doel op zichzelf. “Want je enige echte doel is natuurlijk dat het pesten stopt. En dat gaat het snelst wanneer iemand met ouderlijk gezag tegen de pester zegt: Hou daarmee op, anders gaat het me geld kosten. Punt uit.”
 
 
Verlies van vertrouwen
Bart (22) werd op school acht jaar lang gepest.
“Het begon met schelden en buitensluiten; later werd ik ook geschopt en geslagen. Ik was het pispaaltje van de klas. Eindeloze gesprekken van mijn ouders met de school en ouders van pesters liepen op niets uit.”
De emotionele schade is groot: “Blauwe plekken verdwijnen, maar zelfvertrouwen geneest heel langzaam. Ik voel een voortdurende angst om anderen teleur te stellen en fouten te maken. Daardoor heb ik veel moeite met veranderingen en het maken van eigen keuzes. Werk zoeken, uit huis gaan... het zijn grote angstmomenten voor mij. Zelfs eenvoudige handelingen als iemand opbellen (met het risico die ander te storen) of de weg vragen (en daarmee toegeven dat ik iets niet weet) vermijd ik liever. Het verlies van vertrouwen in jezelf en in de wereld om je heen – dat is voor mij het grootste effect van pesten.”
 
© Margaretha Coornstra, i.o.v. Wegener Dagbladen, 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten