Izhar Elias is geen man van platgetreden paden. Liever baant
hij zich een weg door schier dichtgegroeide zijpaadjes, op zoek naar vergeten
repertoire. Voorbeeld: de nieuwe Beethoven-cd ‘Adelaide’. Ook verkent de
klassieke gitarist samen met Carel Kraayenhof de rauwe klank van rokerige
tangocafés van Buenos Aires.
door Margaretha Coornstra
‘Hommage à Liège’, heet Astor Piazzolla’s dubbelconcert voor
gitaar, bandoneon en strijkorkest. Naar de Belgische stad inderdaad, want daar
vond in 1985 een internationaal gitaarfestival plaats. Voor die gelegenheid
schreef Piazzolla een typerende versmelting van klassiek met volkse
tangovormen, doordrenkt van bitterzoete melancholie.
Gitarist Izhar Elias (1977) reikhalst opgetogen naar de
uitvoeringen met bandoneonist Carel Kraayenhof en het Nederlands
Symfonieorkest: “Ik heb al eerder met Carel gespeeld, en die samenwerking is
gewoon helemaal te gék! De muziek is ook echt Piazzolla, een beetje schurend.
Als gitarist moet je dit anders aanpakken dan de ‘normale’ klassieke muziek.
Wanneer je echt ‘mooi’ speelt, zou het kitscherig kunnen worden. Het moet iets
rauws, iets oerachtigs houden…” Hij denkt aan een opname van Piazzolla zelf,
met een gitarist die allesbehalve klassiek en gepolijst speelde: “Dat had echt
groove, qua ritme was dat fantástisch…!”
Nu bewoog de gitaar zich altijd al op het grensvlak van
klassiek en populair. Dat illustreert ook Elias’ project ‘Adelaide’, waarvan
hij met violiste Zefira Valova en altviolist Ivan Iliev een cd opnam. Het album
dankt zijn naam aan een gedicht van Friedrich von Matthisson (1761–1831), door
Beethoven in 1796 getoonzet als zijn gelijknamige opus 46 voor piano en zang.
Elias: “De smachtende ik-figuur ziet Adelaide overal om zich heen: in de
sterren, in het water, in de bloemetjes…”
‘Adelaide’ is juweel van een transcriptie voor de gitaar,
die rond 1800 eindelijk een serieus concertinstrument werd. “Tot ongeveer 1800
was de gitaar nog dubbelsnarig, zonder bassnaren, en gold ze als een
begeleidingsinstrument. Maar aan het eind van de achttiende eeuw kwam er een
doorbraak in de gitaarbouw. Zo kreeg het instrument zes enkele snaren,
waaronder bassnaren. Daardoor kreeg je technisch véél meer mogelijkheden.”
Nu weet menige muziekliefhebber allang dat Schubert vaak een
gitaar gebruikte tijdens het componeren. Minder bekend is dat de gitaar
destijds in de mode was. Niet alleen betraden van 1800-1830 ware
gitaarvirtuozen de podia (met werk van gitaarcomponisten als Mauro Giuliani en
Fernando Sor), de gegoede burgerij nam ook zelf de gitaar ter hand. Elias: “In
die tijd had je een circuit van gitaristen, die stukken van bekende componisten
arrangeerden voor gitaar. Het leuke is dat maar weinig mensen dit weten. Maar
ik ben een heleboel bewerkingen van Beethoven-muziek op het spoor gekomen.”
Daarbij zat één laat-negentiende eeuws manuscript van
Napoléon Coste, dat nooit is uitgegeven. En deze primeur is nu het titelnummer
van de cd ‘Adelaide - Beethoven en de gitaar’. Het bijzondere is, volgens Izhar
Elias, dat Coste deze bewerking maakte nadat het vroeg-romantisch
Vabiedermeier-enthousiasme voor gitaartranscripties alweer was geluwd.
“Naderhand kregen vooral orkestwerken namelijk te veel volumewisselingen, die
kon je op de gitaar niet nabootsen. Maar ‘Adelaide’ werd decennia later nog
opnieuw bewerkt. Kun je nagaan hoe populair het lied was!”
© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor/deGelderlander, 28-09-2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten