dinsdag 22 april 2014

‘Donorkinderen’ ontmoeten elkaar in Zwolle



Op 16 februari was een pub in Zwolle de locatie voor een bijzondere ontmoeting.
Op initiatief van de Stichting Donorkind kwam een groep ‘donorkinderen’ bij elkaar om ervaringen uit te wisselen.


door Margaretha Coornstra


“Van adoptiefkinderen is het inmiddels geaccepteerd dat ze op zoek willen naar hun biologische roots. Voor donorkinderen spreekt dat nog steeds niet vanzelf,” zegt Ties van der Meer, voorzitter van de Stichting Donorkind. Hij doelt op mensen die werden verwekt via Kunstmatige Inseminatie met Donorsperma (KID), ook wel Donorinseminatie genoemd (DI).
Op 16 februari hield de stichting haar vierde ontmoetingsdag voor deze groep.
Van der Meer: “Het blijkt opluchtend om eindelijk hardop van gedachten te kunnen wisselen. Vaak is de KID als verzwegen als een gezinsgeheim. Voor sommigen is het de eerste keer dat ze een ander donorkind zien.”

KID wordt vanaf de jaren ’50 toegepast bij echtparen van wie de man onvruchtbaar was en vanaf de jaren ’70 ook bij single vrouwen en lesbische paren. Tot 1990 waren donoren anoniem. Artsen adviseerden de ouders meestal om hun kind niets over de KID te vertellen. Ook toen wensouders vanaf 1990 konden kiezen tussen ‘A-donoren’ (die anoniem bleven) en ‘B-donoren’ (die bereid waren om zich later desgewenst bekend te maken), bleef het merendeel anoniem.
Pas in 2004 werd anoniem spermadonorschap in Nederland verboden − mede omdat veel nakomelingen identiteitsproblemen ondervinden, vergelijkbaar met de problematiek bij adoptiefkinderen.
Nog steeds is KID een beladen thema. “Wanneer je als donorkind aan anderen vertelt dat je een onbekende ‘donorvader’ hebt, krijg je vaak te horen: ‘Wat raar!’”, weet Van der Meer. “Nog zo’n standaardreactie is: ‘Vind je dat niet erg?’ Nee, wie van jongs af met dit besef opgroeit, vindt dat niet erg. Wel blijf je een stukje kennis over jezelf missen. En we zien dat de psychische last zwaarder wordt naarmate mensen het later te horen krijgen. Dan is het heel verwarrend als jij plotseling geen bloedverwant van je vader blijkt te zijn. Je idee van ‘familie’ klopt niet meer. Dan moet je je als het ware opnieuw een identiteit gaan vormen.”


Nel Koen / Moeder en kind, ets
Fiona
“Mijn zus en ik zijn van verschillende donoren. Daar hebben mijn ouders bewust voor gekozen. Zij redeneerden: als één donor misschien een erfelijk probleem heeft, zit ons andere kind daar tenminste niet mee.”
We noemen haar Fiona. Haar echte naam geeft ze liever niet prijs; de manier waarop ze is verwekt ziet ze als een privékwestie. Al weten haar beste vrienden het wel: “Mijn zus en ik zijn qua uiterlijk en karakter totaal verschillend. En dan wil je toch weleens aan een vertrouwd iemand uitleggen hoe dat komt.”
Zestien was Fiona toen ze ‘het’ van haar moeder hoorde. Haar vader was niet bij dat gesprek. “Ik denk dat het te moeilijk voor hem was. Mijn vader is nogal gesloten over dit soort onderwerpen.”
Fiona herinnert zich niet haar directe reactie, wel haar desillusie en onzekerheid. “Je papa is je papa, hè? Zo denk je als kind. En dan blijkt dat ineens toch anders te liggen…”
Rond haar twintigste benaderde ze de Veluwse kliniek waar ze was verwekt. “Maar ik kreeg te horen dat alle donorgegevens waren vernietigd, vanwege zijn privacy. Toen heb ik geprobeerd om erin te berusten. Maar toch bleef de vraag: wat was het voor iemand? Is hij bijvoorbeeld muzikaal, net als ik? De informatie die ik heb is heel summier: blauwe ogen, haarkleur, lichaamslengte. Geen bloedgroep, nee. Ook geen hobby’s of karaktertrekken.”
Via Stichting Donorkind liet Fiona enkele jaren geleden een DNA-profiel opstellen voor de FIOM-databank. “De kans dat ik een halfbroer of -zus ontmoet is groter dan dat ik de donor vind. Donoren krijgen soms wel 25 nakomelingen, of nog meer. Ja, het mooiste zou natuurlijk zijn dat ik erachter kom wie híj is...”
En dan? Behoedzaam: “Tja, dat hangt ook van die persoon af, hè? Of hij openstaat voor een ontmoeting. Zo niet, dan zou ik wel graag een foto willen, en iets meer informatie over zijn interesses. Ik wil me graag een beeld kunnen vormen waardoor ik bepaalde eigenschappen van mezelf beter kan plaatsen.”
De een worstelt meer met het ‘niet weten’ dan de ander, beseft Fiona. “Maar tegen donorkinderen die er erg mee zitten, zou ik willen zeggen: praat erover! Zoek iemand die je vertrouwt; schrijf je verhaal desnoods op, of maak een tekening… Maar onderkén je gevoelens en probeer ze te uiten. Op z’n minst tegenover jezelf!”

Stichting Donorkind
Uitgangspunt van de Stichting Donorkind is dat iedereen het recht heeft om te weten wie zijn/haar biologische ouders zijn.
Sinds 2010 werkt de stichting samen met de FIOM, die een speciale DNA-databank beheert. Tot dusver zijn er 12 matches met donoren en 56 matches tussen halfzussen en -broers.
Verder streeft Stichting Donorkind naar kennisverwerving en bespreekbaarheid van spermadonorschap. Zie www.donorkind.nl  en www.fiom.nl


© Margaretha Coornstra i.o.v. de Stentor,  14-02-2014 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten