zondag 2 november 2014

De sage van het Ronde Huis




Het Ronde Huis blijft fascineren. Verschillende auteurs doken de laatste jaren in de geheimzinnige verhalen over de verdwenen bosvilla bij het Veluwse dorp Nunspeet. Zo ook cultuurwetenschapper Wilmar Taal. Zijn conclusie: hier is vooral sprake van sagevorming.


 door Margaretha Coornstra

Als we elkaar spreken, is auteur Wilmar Taal net teruggekeerd van zijn ‘Ronde Huis-wandeling’, de tweede in een serie van zes. Bij deze tochten door het Zandenbos geeft hij medewandelaars tekst en uitleg over de legendarische grootgrondbezitter Frank van Vloten en de geruchten rondom diens villa in het Zandenbos. Ditmaal was het gezelschap door de wolkbreuk met onweer opgehouden, om zich pas later een weg te banen door de modderige paden onder druipend geboomte. “Ik had vandaag drie mensen meelopen en vorige week twee, maar voor 5 augustus hebben we al aardig wat aanmeldingen”, lacht hij.


Taals boek, ‘Wie Nunspeet zegt, zegt Van Vloten’ oogstte diepe verontwaardiging bij de Werkgroep Ronde Huis (WRH), een gezelschap dat zich al jaren bezighoudt met de geruchten rondom de bosvilla en anno 2012 een boek het licht deed zien. Daarvan verscheen begin augustus 2014 een derde, herzien druk bij Uitgeverij Nunspeet, ditmaal aangevuld met een 80 bladzijden tellende appendix, aldus de WRH. Toch stuurden de werkgroepsleden – die anoniem willen blijven – eind juli alvast een 11 pagina’s tellende waslijst met aanmerkingen naar de Stentor. Zo zou Taals  titel ‘Wie Nunspeet zegt, zegt van Vloten’ meteen al plagiaat zijn, want ontleend aan een zinsnede uit een brief, zonder verwijzing naar die brief.
“Nou, die titel was al bij de nazaten van Van Vloten bekend voordat het manuscript bij de uitgever lag, en zij hebben geen bezwaar gemaakt,” aldus Taal. “Sterker nog: volgens mijn definitie pleegt de Werkgroep zelf plagiaat, want ze citeren zonder bronvermelding. Verder schrijven ze uitspraken van anderen – door mij geciteerde bronnen – aan mijzelf toe.”

Cruciaal verschil tussen de twee boeken vormt de benadering. De WRH baseert zich vooral op getuigenverhalen, Taal op feiten. De WRH stelt dat het Ronde Huis ook als bordeel fungeerde, waar piepjonge meisjes op vaak wrede wijze werden geprostitueerd; zulks tot vermaak voor rijke heren, onder wie prins Hendrik. Deze heren zouden lid zijn van een occult genootschap dat het ‘pangermanisme’ aanhing, een laat 19e eeuwse stroming die alle etnisch-Germaanse volkeren wilde samenbrengen en de Germaanse mythologie en het verleden verheerlijkte.
Taal: “Ik heb grote moeite om Van Vloten te zien als een pangermanist. Hij vertoont te veel trekjes die daarmee in tegenspraak zijn. Zo romantiseerden pangermanisten het verleden en hadden ze een afkeer van alle modernisering die Industriële Revolutie met zich meebracht. Verder waren ze fel gekant tegen rassenvermenging. Maar Frank van Vloten was als elektrotechnisch ingenieur juist heel vooruitstrevend. En zijn tweede vrouw was nota bene van Indische afkomst.”

Ook voor de aanname dat Van Vloten een pederast zou zijn die op meisjes tussen pakweg 12 en 14 jaar viel, ziet Taal geen aanwijzingen. “Hij had zelf kinderen, en die waren dol op hem. Ze willen geen kwaad woord over hun vader horen! Toen hij scheidde van zijn eerste vrouw, wilden ze ook per se bij hun vader blijven wonen.”
Het ‘pedo-verhaal’ zou volgens Taal mogelijk samenhangen met het smalspoor waarover een trammetje liep. Dat smalspoor leidde naar het Ronde Huis, maar óók naar de naburige vakantiekolonie voor bleekneusjes uit de stad. “Mensen kunnen kinderen in dat trammetje hebben zien stappen en daaruit afgeleid dat ze naar het Ronde Huis werden gebracht, terwijl ze in werkelijkheid naar de vakantiekolonie gingen. En ja, het is mogelijk dat iemand in één van Van Vlotens gasten prins Hendrik meende te herkennen. Maar volgens de familie Van Vloten zijn er nooit contacten geweest met het koningshuis.”

Dat Frank van Vloten een excentriekeling was, daar twijfelt Wilmar Taal niet aan. “Ik heb ook wel begrepen dat hij het leuk vond om ’s avonds te paard, met een grote sombrero op, bosarbeiders de stuipen op het lijf te jagen (een liefhebberij die hem de bijnaam 'Zwarte Duivel' bezorgde, MC). Maar ja, anderzijds hoor ik weer dat veel bosarbeiders hem juist met grote eerbied herdachten...”

Grootste pijnpunt voor de Werkgroep Ronde Huis is misschien dat Taal conclusie van ‘sagevorming’ rondom Frank van Vloten en zijn Ronde Huis gelijk zou staan aan betichting van leugens of op z’n minst fantasie.
Maar de term ‘sage’ heeft immers een heel andere betekenis, beklemtoont Wilmar Taal. “Sagevorming is het resultaat van oral history. Als geschiedenis mondeling wordt overgeleverd, krijg je onherroepelijk accentverschillen en vervormingen. Veel interviews met getuigen zijn pas veertig tot zestig jaar na de dood van Van Vloten afgenomen. Dus het kan niet anders of er zijn in de loop der tijd allerlei elementen onbedoeld weggelaten dan wel toegevoegd, waardoor verhalen een eigen leven zijn gaan leiden.” Geen leugens dus, maar simpelweg de werking van het menselijk geheugen: “De bekende psycholoog Willem Wagenaar heeft geconstateerd dat er al na zes jaar aanzienlijke vertekeningen in je herinneringen sluipen.”

Overigens heeft Wilmar Taal niet de illusie met zijn boek alles is weerlegd. “Integendeel, er komen steeds nieuwe verhalen bij. En vanuit mijn cultuurwetenschappelijke achtergrond vind ik dat eigenlijk heel interessant! Momenteel zie je de focus verschuiven van het Zandenbos naar het aangrenzende Willemsbos; vooral dáár zouden allerlei verschrikkelijke dingen zijn gebeurd... Dus het verhaal gaat verder.”

- Wilmar Taal / 'Wie Nunspeet zegt, zegt Van Vloten'. Free Musketeers, juli 2014
- Werkgroep Ronde Huis / ‘De geschiedenis van het Ronde Huis’, Uitgeverij Nunspeet. Derde druk, augustus 2014 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten